Johannes 17, 1-11a
1Jezus sloeg zijn ogen ten hemel en zei: “Vader, het uur is gekomen. Verheerlijk uw Zoon opdat de Zoon U verheerlijke. 2Gij hebt Hem immers macht gegeven over alle mensen om eeuwig leven te schenken aan allen die Gij Hem gegeven hebt. 3En dit is het eeuwige leven dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden, Jezus Christus. 4Ik heb U op aarde verheerlijkt door het werk te volbrengen dat Gij Mij hebt opgedragen te doen. 5Gij, Vader, verheerlijk Mij thans bij Uzelf en geef Mij de heerlijkheid die Ik bij U had eer de wereld bestond.
6Ik heb uw Naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. U behoorden ze toe; Mij hebt Gij ze gegeven en zij hebben uw woord onderhouden. 7Nu weten zij dat al wat Gij Mij gegeven hebt van U komt. 8Want de boodschap die Gij Mij hebt meegedeeld, heb Ik hun meegedeeld, en zij hebben ze aangenomen en naar waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd dat Gij Mij hebt gezonden. 9Ik bid voor hen. Niet voor de wereld bid Ik maar voor degenen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren. 10Al het mijne is van U en het uwe is van Mij. Zo ben Ik in hen verheerlijkt. 11Ik blijf niet langer in de wereld; zij echter blijven in de wereld terwijl Ik naar U toe kom.”
“Copyright © 2021 National Council of Churches of Christ in the United States of America. Used by permission. All rights reserved worldwide.”