Johannes 6, 30-35

30De menigte vroeg aan Jezus: “Wat voor teken doet Gij dan wel waardoor wij kunnen zien dat wij in U moeten geloven? Wat doet Gij eigenlijk? 31Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven staat: ‘Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten.’ ” 32Jezus hernam: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wat Mozes u gaf was niet het brood uit de hemel; het echte brood uit de hemel wordt u door mijn Vader gegeven; 33want het brood van God daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld.” 34zij zeiden tot Hem: “Heer, geef ons te allen tijde dat brood.”

35Jezus sprak tot hen: “Ik ben het brood des levens. Wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen.”