Matteüs 19, 3-12

3Er kwamen Farizeeën naar Jezus toe om Hem op de proef te stellen met de vraag: “Staat het een man vrij zijn vrouw te verstoten, om welke reden dan ook?” 4Hij gaf hun ten antwoord: “Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper in het begin hen als man en vrouw gemaakt heeft 5en gezegd heeft: Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen worden één vlees? 6Zo zijn zij dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden mag een mens niet scheiden.” 7Zij zeiden Hem: “Waarom heeft Mozes dan voorgeschreven bij het wegzenden van een vrouw een scheidingsbrief te geven?” 8Hij antwoordde: “Om de hardheid van uw hart heeft Mozes u toegestaan uw vrouwen weg te zenden; aanvankelijk was dit echter niet zo. 9Ik zeg u dus: wie zijn vrouw wegzendt – en dit niet wegens ontucht – en een ander huwt, begaat echtbreuk; en wie een weggezonden vrouw huwt, begaat echtbreuk.”,

10De leerlingen zeiden Hem: “Als de verhouding tussen man en vrouw zó is kan men beter niet trouwen.” 11Hij antwoordde: “Niet iedereen kan dit begrijpen, maar alleen zij aan wie het gegeven is. 12Er zijn onhuwbaren die zo uit de moederschoot zijn voortgekomen; en er zijn onhuwbaren die door de mensen zo gemaakt zijn; maar ook zijn er onhuwbaren die zichzelf onhuwbaar hebben gemaakt omwille van het Rijk der hemelen. Wie bij machte is dit te begrijpen, hij begrijpe het!”