Matteüs 9, 1-8

1In die tijd ging Jezus in een boot, stak over en kwam in zijn stad.

2Men bracht een lamme die op een bed lag naar Hem toe. Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tot de lamme: “Heb goede moed mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven.” 3Enkele schriftgeleerden zeiden nu bij zichzelf: “Die man spreekt godslasterlijk.” 4Maar Jezus kende hun gedachten en zei: “Waarom denkt gij kwaad bij uzelf? 5Wat is gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of: Sta op en loop? 6Welnu, opdat ge zult weten dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven – en nu sprak Hij tot de lamme: – Sta op, neem uw bed en ga naar huis.” 7En de lamme stond op en ging naar huis. 8Toen de menigte dit zag werd zij door ontzag bevangen en zij verheerlijkte God, die zulk een macht gegeven had aan mensen.