Johannes 10, 11-18

11“Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. 12Maar de huurling, die geen herder is en geen eigenaar van de schapen, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht weg; de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen. 13Hij is dan ook maar een huurling en heeft geen hart voor de schapen. 14Ik ben de goede herder. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij, 15zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. 16Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapstal zijn. Ook die moet ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren en het zal worden: één kudde, één herder. 17Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef om het later weer terug te nemen. 18Niemand neemt Mij het af maar Ik geef het uit Mijzelf. Macht heb Ik om het te geven en macht om het terug te nemen dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.”