Johannes 5, 17-30

17In die tijd verdedigde Jezus zich tegen de Joden met de woorden: “Tot op de dag van vandaag is mijn Vader voortdurend aan het werk en houd ook Ik niet op met werken.” 18Om die reden waren de Joden er nog meer op uit Hem te doden: Hij tastte immers niet slechts de sabbat aan, maar Hij noemde zelfs God zijn eigen Vader en maakte daardoor zichzelf aan God gelijk.

19Hierop nam Jezus opnieuw het woord en sprak: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: de Zoon kan niets uit zichzelf maar alleen datgene wat Hij de Vader ziet doen. En alles wat Deze doet doet de Zoon insgelijks. 20De Vader toch heeft de Zoon lief en laat Hem alles zien wat Hij doet. Nog grotere werken dan deze zal Hij Hem tonen, zodat gij verbaasd zult staan. 21Want zoals de Vader de doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie Hij wil. 22De Vader oordeelt niemand, maar Hij heeft het oordeel geheel en al in handen van de Zoon gelegd, 23opdat allen de Zoon zouden eren zoals zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert eert evenmin de Vader die Hem zond. 24Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie luistert naar mijn woord en gelooft in Hem die Mij zond, heeft eeuwig leven en is aan geen oordeel onderworpen; hij is immers reeds uit de dood naar het leven overgegaan.

25Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: er zal een uur komen, ja het is er al, waarop de doden de stem van Gods Zoon zullen horen en die haar horen, zullen leven. 26Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo gaf Hij ook aan de Zoon leven in zichzelf te hebben. 27Hij heeft Hem macht gegeven om oordeel te vellen; Hij is immers de Mensenzoon. 28Verwondert u niet hierover: er zal een uur komen waarop allen die in de graven zijn zijn stem zullen horen.29Dan zullen zij die het goede deden er uit te voorschijn komen tot de opstanding ten leven, maar die het kwade deden tot de opstanding ten oordeel.

30Ik kan niets uit Mijzelf. Ik oordeel naar wat Ik hoor en mijn oordeel is rechtvaardig, omdat Ik niet mijn eigen wil zoek maar de wil van Hem die Mij zond.”