Johannes 5, 31-47

31In die tijd sprak Jezus tot de Joden: “Als Ik over Mijzelf getuig, dan heeft mijn getuigenis geen waarde. 32Er is een Ander die over Mij getuigt, en Ik weet dat de getuigenis die Hij over Mij aflegt geloofwaardig is. 33Gij hebt een gezantschap naar Johannes gestuurd en deze heeft getuigd voor de waarheid. 34Weliswaar behoef Ik de getuigenis van een mens niet, maar Ik zeg dit opdat gij gered zult worden. 35Hij was de lamp, ontstoken om te verlichten, en een korte tijd hebt gij u in zijn licht willen verheugen. 36De getuigenis echter die Ik bezit is waardevoller dan die van Johannes want het zijn juist de werken die de Vader Mij gegeven heeft om te volbrengen en die Ik ook volbreng, die van Mij getuigen, dat Ik door de Vader gezonden ben. 37Ook de Vader zelf die Mij zond heeft getuigenis over Mij afgelegd. Zijn stem hebt gij nimmer gehoord noch zijn gestalte gezien, 38en zijn woord hebt gij niet blijvend in u omdat gij Degene die Hij zond niet gelooft.

39Gij onderzoekt de Schriften in de mening daarin eeuwig leven te vinden, maar juist deze getuigen over Mij. 40En toch wilt gij niet tot Mij komen om het leven te vinden. 41Ik zoek niet door de mensen geëerd te worden, 42maar Ik weet dat gij in uw hart geen liefde tot God hebt. u. 43Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en toch aanvaardt gij Mij niet. Komt een ander in zijn eigen naam dan zult gij hem wel aanvaarden. 44Maar hoe zoudt gij ook kunnen geloven als gij van elkaar eer tracht te verwerven, terwijl gij de eer die van de enige God komt niet zoekt?, 45Meent niet, dat Ik u bij de Vader zal aanklagen. Er is al iemand die u aanklaagt Mozes, op wie gij uw hoop hebt gesteld. 46Want als ge Mozes zoudt geloven zoudt ge ook Mij geloven, want juist over Mij heeft hij geschreven. 47Als ge niet gelooft wat hij schreef hoe zoudt ge dan geloven wat Ik spreek?”