Johannes 6, 60-69

60Veel leerlingen van Jezus die het gehoord hadden zeiden: “Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie is nog in staat naar Hem te luisteren?” 61Maar Jezus die uit zichzelf wist dat zijn leerlingen daarover morden, vroeg hun: “Neemt gij daar aanstoot aan? 62Als gij dan de Mensenzoon ziet opstijgen naar waar Hij vroeger was …? 63Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut. De woorden die Ik tot u gesproken heb zijn geest en leven. 64Maar er zijn er onder u die geen geloof hebben.” Jezus wist inderdaad van het begin af aan wie het waren die niet geloofden en wie Hem zou overleveren. 65Hij voegde er aan toe: “Daarom heb Ik u gezegd dat niemand tot Mij kan komen als het hem niet door de Vader gegeven is.”

66Tengevolge hiervan trokken velen van zijn leerlingen zich terug en verlieten zijn gezelschap. 67Waarop Jezus aan de twaalf vroeg: “Wilt ook gij soms weggaan?” 68Simon Petrus antwoordde Hem: “Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. 69en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt.”,