Lucas 11, 14-23

14Eens dreef Jezus een duivel uit die stom was. Zodra de duivel was uitgevaren, kon de stomme weer spreken. De mensen stonden er verbaasd van. 15Maar enkelen van hen zeiden: “Door Beëlzebub, de vorst der duivels drijft Hij de duivels uit.” 16Anderen – om Hem op de proef te stellen – verlangden van Hem een teken uit de hemel. 17Maar Hij kende hun gedachten en sprak tot hen: “Elk rijk dat innerlijk verdeeld is vervalt tot een woestenij; het ene huis valt op het andere. 18Als nu ook de satan met zichzelf in strijd is, hoe kan zijn rijk dan standhouden? Ge zegt immers dat Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf. 19Als Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf, door wie drijven uw zonen ze dan uit? Daarom zullen zij uw rechters zijn. 20Maar als Ik door de vinger Gods de duivels uitdrijf, dan is inderdaad het Rijk Gods tot u gekomen. 21Wanneer een sterke, welbewapend, zijn huis en hof bewaakt, is zijn bezit veilig. 22Komt er echter iemand die sterker is dan hij en die hem overwint, dan rooft deze zijn volle uitrusting, waarop hij zijn vertrouwen stelde, en verdeelt wat hij bezit als buit. 23Wie niet met Mij is is tegen Mij, en wie niet met Mij bijeenbrengt, die verstrooit.”