Lucas 11, 15-26

15Toen Jezus eens een duivel had uitgedreven zeiden enkelen: “Door Beëlzebub, de vorst der duivels drijft Hij de duivels uit” 16Anderen – om Hem op de proef te stellen -verlangden van Hem een teken uit de hemel. 17Maar Hij kende hun gedachten en sprak tot hen: “Elk rijk dat innerlijk verdeeld is vervalt tot een woestenij; het ene huis valt op het andere. 18Als nu ook de satan met zichzelf in strijd is, hoe kan zijn rijk dan standhouden? Ge zegt immers dat Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf. 19Als Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf, door wie drijven uw zonen ze dan uit? Daarom zullen zij uw rechters zijn. 20Maar als Ik door de vinger Gods de duivels uitdrijf, dan is inderdaad het Rijk Gods tot u gekomen. 21Wanneer een sterke, welbewapend, zijn huis en hof bewaakt, is zijn bezit veilig. 22Komt er echter iemand die sterker is dan hij en die hem overwint, dan rooft deze zijn volle uitrusting, waarop hij zijn vertrouwen stelde, en verdeelt wat hij bezit als buit. 23Wie niet met Mij is is tegen Mij, en wie niet met Mij bijeenbrengt, die verstrooit.

24Wanneer de onreine geest een mens verlaat gaat hij rondzwerven in dorre streken op zoek naar rust. Vindt hij die niet dan zegt hij: Ik keer terug naar mijn huis, dat ik verlaten heb. 25Bij zijn komst vindt hij het schoongemaakt en op orde. 26Dan gaat hij zeven andere geesten erbij halen, nog slechter dan hijzelf; ze trekken erin en gaan daar wonen. Het laatste is voor die mens nog erger dan het eerste.”