Lucas, 17, 1-6

1Jezus sprak tot zijn leerlingen: “Dat er ergernissen komen is onvermijdelijk, maar wee de mens door wiens toedoen ze komen. 2Het zou beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp, dan dat hij aan een van deze kleinen aanleiding tot zonde geeft., 3Wacht u daarvoor. Als uw broeder gezondigd heeft, geef hem een berisping; toont hij dan spijt, vergeef het hem. 4Al misdoet hij zevenmaal per dag tegen u, maar zevenmaal ook wendt hij zich tot u met de woorden het spijt me, dan moet ge hem vergeven.”

5De apostelen zeiden nu tot de Heer: “Geef ons meer geloof.” 6De Heer antwoordde: “Als ge een geloof had als een mosterdzaadje, zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee, en hij zou u gehoorzamen.”