Lucas 2, 22-35

22Toen de tijd aanbrak waarop Maria en het Kind volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem 23om Hem aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd, 24en om volgens de bepaling van de Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven.

25Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man die Israëls vertroosting verwachtte, en de heilige Geest rustte op hem. 26Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest dat de dood hem niet zou treffen voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd., 27Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, 28 nam ook hij het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden:

29“Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: 30mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd 31dat Gij voor alle volken hebt bereid; 32een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël.”

33Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. 34Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: “Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, 35opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.”