Marcus 1, 29-39

29Toen Jezus uit de synagoge kwam, ging Hij met Jakobus en Johannes naar het huis van Simon en Andreas. 30De schoonmoeder van Simon lag met koorts te bed; zij spraken Hem aanstonds over haar. 31Hij ging naar haar toe, pakte ze bij de hand en deed haar opstaan; zij werd vrij van koorts en bediende hen.

32In de avond, na zonsondergang, bracht men allen die lijdend of bezeten waren bij Hem. 33Heel de stad stroomde voor de deur samen. 34Velen die aan allerhande ziekten leden genas Hij en Hij dreef tal van geesten uit, maar Hij liet niet toe dat de boze geesten spraken, omdat zij Hem kenden.

35Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op, ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats waar Hij bleef bidden. 36Simon en zijn metgezellen kwamen Hem achterop 37en toen ze Hem gevonden hadden zeiden ze: “Iedereen zoekt U.” 38Hij antwoordde hun: “Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen in de omtrek, opdat Ik ook daar kan prediken. Daartoe immers ben Ik uitgegaan.” 39Hij trok door heel Galilea, predikte in hun synagogen en dreef de boze geesten uit.