Marcus 15, 33-39.16, 1-6

33Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over het hele land, tot aan het negende uur toe. 34En op het negende uur riep Jezus met luider stem: “Eloï, Eloï, lama sabaktani!” Dit is vertaald: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?, 35Toen de omstanders dat hoorden zeiden enkelen van hen: “Hoor, hij roept Elia!” 36Iemand ging snel een spons halen, doordrenkte die met zure wijn, stak de spons op een stok en probeerde Hem te laten drinken, terwijl hij zei: “Laten we eens kijken of Elia komt om Hem eraf te halen.” 37Maar Jezus slaakte een luide kreet en blies de laatste adem uit. 38Toen scheurde het voorhangsel van de tempel van boven tot onder in tweeën. 39De honderdman die tegenover Hem post had gevat en zag dat Hij onder zulke omstandigheden de geest had gegeven riep uit: “Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.”,

1Toen de sabbat voorbij was kochten Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus, en Salóme welriekende kruiden om Hem te gaan balsemen. 2Op de eerste dag van de week, heel vroeg, toen de zon juist op was, gingen zij naar het graf. 3Maar ze zeiden tot elkaar: “Wie zal de steen voor ons van de ingang van het graf wegrollen?” 4Opkijkend bemerkten ze echter dat de steen weggerold was; en deze was zeer groot. 5Binnengetreden in het graf zagen ze tot hun ontsteltenis aan de rechterkant een jongeman zitten in een wit gewaad. 6Maar hij sprak tot haar: “Schrikt niet. Gij zoekt Jezus de Nazarener die gekruisigd is. Hij is verrezen, Hij is niet hier. Kijk, dat is de plaats waar Hij was neergelegd.”