Marcus 6, 17-29

17In die tijd had Herodes Johannes laten grijpen en in de gevangenis in boeien geslagen omwille van Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, want hij had haar tot vrouw genomen. 18Johannes had immers tot Herodes gezegd: “Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te hebben.” 19Herodias was daarom op hem gebeten en wilde hem doden, maar zij kreeg geen kans 20want Herodes had ontzag voor Johannes. Hij wist dat hij een rechtschapen en heilig man was en nam hem in bescherming. Telkens wanneer hij hem gehoord had verkeerde hij in tweestrijd maar toch luisterde hij graag naar hem. 21Er kwam echter een gunstige dag, toen Herodes bij zijn verjaardag een maaltijd aanrichtte voor zijn hoogwaardigheidsbekleders, zijn hoofdofficieren en de vooraanstaanden van Galilea. 22De dochter van Herodias trad op met een dans en zij beviel aan Herodes en zijn tafelgenoten. De koning zei tot het meisje: “Vraag me wat je wilt en ik zal het je geven.” 23En hij bevestigde haar met een eed: Wat je me ook vraagt, ik zal het je geven al is het de helft van mijn koninkrijk.” 24Zij ging naar buiten en vroeg aan haar moeder: “Wat zou ik vragen?” Deze antwoordde: “Het hoofd van Johannes de Doper.” 25Zij haastte zich naar binnen, naar de koning en zei hem haar verlangen: “Ik wil dat u mij op staande voet op een schotel het hoofd van Johannes de Doper geeft.” 26Dit deed de koning leed, maar om zijn eed gestand te doen en ook wegens zijn tafelgenoten wilde hij haar niet afwijzen. 27Terstond stuurde de koning dus een lijfwacht en gelastte hem het hoofd van Johannes te brengen. De man ging en onthoofdde hem in de gevangenis. 28Hij bracht het hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje; het meisje gaf het weer aan haar moeder. 29Toen zijn leerlingen er van gehoord hadden kwamen ze zijn lijk halen en legden het in een graf.