Marcus 6, 34-44

34In die tijd zag Jezus een grote menigte. Hij gevoelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten. 35Toen het al laat was geworden kwamen zijn leerlingen naar Hem toe en zeiden: “Deze plek is eenzaam en het is al laat. 36Stuur hen weg om naar de hoeven en dorpen in de omtrek te gaan en daar eten te kopen.” 37Maar Hij gaf hun ten antwoord: “Geeft gij hun maar te eten.” Zij zeiden Hem daarop: “Moeten wij dan voor tweehonderd denariën brood gaan kopen om hun te eten te geven?” 38Hij zeide tot hen: “Hoeveel broden hebt ge? Gaat eens kijken.” Na zich op de hoogte gesteld te hebben zeiden ze: “Vijf, en twee vissen.” 39Nu gaf Hij hun opdracht te zeggen dat allen zich groepsgewijze zouden neerzetten op het groene gras. 40Zij gingen zitten in groepen van honderd en van vijftig. 41Hij nam de vijf broden en de twee vissen, sloeg de ogen ten hemel, sprak de zegen uit, brak de broden en gaf ze aan zijn leerlingen om ze aan de mensen voor te zetten; ook de twee vissen verdeelde Hij onder allen. 42Allen aten tot zij verzadigd waren. 43Men haalde aan brokken en aan wat er aan vis over was twaalf volle korven op. 44Het waren vijfduizend mannen die van de broden gegeten hadden.