Marcus 7, 1-8. 14-15. 21-23

Eens kwamen de Farizeeën en enkele schriftgeleerden uit Jeruzalem bij Jezus tezamen, 2en ze zagen dat sommigen van zijn leerlingen met onreine, dat wil zeggen, ongewassen handen aten. 3 De Farizeeën immers en al de Joden eten niet zonder eerst de vingertoppen gewassen te hebben, daar ze vasthouden aan de overlevering van de voorvaderen; 4komen ze van de markt, dan eten ze niet voordat zij zich gereinigd hebben; zo zijn er nog vele dingen waaraan ze bij overlevering vasthouden: het afwassen van bekers, kruiken en koperen vaatwerk. ) 5Daarom stelden de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem de vraag: “Waarom gedragen uw leerlingen zich niet volgens de overlevering van de voorvaderen, maar eten ze met onreine handen?” 6Hij antwoordde hun: “Hoe heeft Jesaja over u, huichelaars geprofeteerd! Zo staat er geschreven:

Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij.

7Zij eren Mij, maar zonder zin, en mensenwet is wat zij leren.

8Gij laat het gebod van God varen en houdt vast aan de overlevering van mensen!”

14Daarop riep Hij het volk weer bij zich en sprak tot hen: “Luister allen naar Mij en wilt verstaan: 15 niets kan de mens bedoezelen wat van buiten af in hem komt. Maar wat uit de mens komt, dat bedoezelt de mens.”

21 Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord, 22 echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid. 23Aldie slechte dingen komen uit het binnenste en bedoezelen de mens.”