Matteüs 13, 1-9

1Op zekere dag had Jezus zijn huis verlaten en zat aan de oever van het meer. 2Toen verzamelde zich bij Hem een menigte, zó talrijk, dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen, terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan. 3Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen. “Eens – zo begon Hij – ging een zaaier uit om te zaaien. 4Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten. 5Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag. 6Toen de zon was opgekomen kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel. 7Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte. 8Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig. 9Wie oren heeft, hij luistere.”