Matteüs 7, 21-29

21“Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is. 22Velen zullen op die dag tot Mij zeggen Heer, Heer, hebben wij niet in uw Naam geprofeteerd en hebben wij niet in uw Naam duivels uitgedreven en in uw Naam veel wonderen gedaan? 23Maar dan zal Ik hun onomwonden verklaren: Nooit heb Ik u gekend; gaat weg van Mij, gij die ongerechtigheid doet!

24Ieder nu die deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt, kan men vergelijken met een verstandig man die zijn huis op rotsgrond bouwde. 25De regen viel neer, de bergstromen kwamen omlaag, de storm stak op en zij stortten zich op dat huis, maar het viel niet in, want het stond gegrondvest op de rots. 26Maar ieder die deze woorden van Mij hoort doch er niet naar handelt, kan men vergelijken met een dwaas die zijn huis bouwde op het zand. 27De regen viel neer, de bergstromen kwamen omlaag, de storm stak op en zij beukten dat huis, zodat het volledig verwoest werd.”

28Toen Jezus deze toespraak geëindigd had was het volk buiten zichzelf van verbazing over zijn leer. 29Want Hij onderrichtte niet zoals hun schriftgeleerden, maar als iemand die gezag bezit.