Matteüs 9, 27-31

27In die tijd waren er twee blinden die Jezus volgden en luid riepen: “Heb medelijden met ons, Zoon van David.” 28Toen Hij thuis gekomen was, kwamen de blinden naar Hem toe. Jezus sprak tot hen: “Gelooft gij dat Ik de macht bezit om dit te doen?” Zij antwoordden: “Zeker Heer.” 29Daarop raakte Hij hun ogen aan en zeide: “U geschiede naar uw geloof.” 30En hun ogen gingen open. Jezus vermaande hen op strenge toon: “Zorgt dat niemand dit te weten komt.” 31Maar eenmaal buiten verbreidden ze zijn faam in heel die streek.